“Elk jaar is anders. Elke dag is anders. En elke nieuwe dag doet alle voorgaande vergeten. Ik zie het veld veranderen, en ik ga er elk jaar anders mee om, juist omdat het veld zo vertrouwd is. Ik leer de schapen beter kennen, dus het gaat ook steeds makkelijker. In het begin… ik heb zo geleden. Nu alles onder controle is, is er ruimte voor speelsheid en gemak. Ik heb steeds meer het gevoel dat ik opgenomen ben in een groter geheel. Er is zoveel mysterie op het veld, en als je daar onderdeel van mag zijn, dan is verder niets belangrijk. Je hebt geen verlangens meer. Er is een boom op het veld met een enorme kruin en daaronder zware takken, en elke dag als ik met de kudde op pad ga gaan ze eerst naar die boom om er even tegenaan te wrijven. Die boom staat naast een aantal grafheuvels. Ik ga er soms aan het eind van de dag in m’n eentje naartoe. De schemering geeft die grafheuvels een uitstraling die ze ’s morgens niet hebben. Het land ligt hoger en het buntgras achter de grafheuvels loopt golvend naar beneden, waardoor die bultjes een fluwelen zachtheid krijgen. Ik raak er elke keer weer door betoverd. Het zijn vluchtige, melancholieke momenten. Ik denk dat het die vluchtigheid is die me de pen heeft doen oppakken.”